Longfibrose
Longfibrose is een zeldzame, chronische ziekte van de longen. Bij longfibrose kunnen de longen niet meer voldoende zuurstof opnemen en koolstofdioxide (ons ‘uitlaatgas’) uitscheiden. De longen werken dus niet meer zoals dat hoort.
Longfibrose ontwikkelt zich vaak in maanden of jaren, meestal bij mensen boven de zestig jaar. Soms ontstaat longfibrose acuut, binnen een paar dagen. Bij longfibrose is er sprake van zogenaamde bindweefselvorming in de longen. Dit betekent dat de wanden van de longblaasjes steeds dikker worden. De longblaasjes zorgen ervoor dat we zuurstof kunnen opnemen uit de lucht en koolstofdioxide uitademen. Dit is een afvalstof uit ons lichaam. Om naar het bloed te kunnen komen, moet het zuurstof door de wand van de longblaasjes heen. Is die wand dikker dan normaal, dan is het dus moeilijker om genoeg zuurstof binnen te krijgen. Ook maakt de bindweefselvorming de inhoud van de longen kleiner en het longweefsel wat stijver.
Wat geberut er nog meer bij Longfibrose?
Het tekort aan zuurstof en de kleinere longinhoud hebben benauwdheid en kortademigheid tot gevolg. Dat zijn de twee belangrijkste kenmerken van longfibrose. Vooral bij inspanning zijn deze klachten meestal hevig. Als u een tekort aan zuurstof heeft, bent u daardoor vaak moe en lusteloos. Bovendien is het niet goed voor sommige organen als die te weinig zuurstof krijgen, zoals het hart en de hersenen. Zonder voldoende zuurstof kunnen die organen niet op volle sterkte werken.
Pulmonale arteriële hypertensie
Bij longfibrose kan ook de druk in de bloedvaten van de longen te hoog worden, omdat de vaten zich vernauwen. Die verhoogde bloeddruk in de longen noemen we pulmonale arteriële hypertensie. Als de druk in die vaten te lang te hoog is, kan dat de pompfunctie van het hart beschadigen. Het hart kan ons bloed dan niet meer goed genoeg rondpompen. De gevolgen van longfibrose zijn dus op verschillende plekken in het lichaam te merken. Longfibrose is een chronische ziekte die niet te genezen is, maar wel te behandelen met medicijnen. Uw huisarts of longarts zal u hier alles over vertellen.