Adembewustwording

De ademhaling verloopt over het algemeen automatisch en onbewust.


Een normale ontspannen ademhaling hoeft in principe niet geleerd te worden, want het lichaam kent het al en voert het vanzelf uit. Deze ontspannen ademhaling is alleen in “rust” mogelijk, dat wil zeggen dat het lichaam geen of slechts hele lichte (fysieke) inspanning levert.

Kenmerken van een ontspannen ademhaling zijn:

  • De ademhaling is laag in het lichaam te voelen (buik, bekken)
  • Het tempo van de ademhaling is laag
  • Het ademen kost geen moeite, de ademarbeid is laag

Ten gevolge van uw longziekte kunnen er veranderingen zijn opgetreden in de ademhaling, denk bijvoorbeeld aan het tempo van ademhalen en de plaats waar de adembeweging gevoeld en/of gezien kan worden. Dit kan ervoor zorgen dat uw adempatroon niet meer is zoals het vroeger was en niet meer hetzelfde is als dat van mensen in uw omgeving die geen longziekte hebben.

Ook kan het zijn dat U, in rust, (ondanks dat U geen inspanning levert) toch moeite heeft met de ademhaling. Dit wil echter zeker niet zeggen dat deze manier van ademhalen een “foute” ademhaling is. Het is zeer goed denkbaar dat door schade aan de longen én veranderingen in het functioneren van de ademspieren (spieren die zorgen voor in-en uitademing) het adempatroon wat U heeft toch voor U een juist en efficiënt patroon is. Het adempatroon is namelijk in grote mate afhankelijk van de schade aan Uw longen.

 

Activiteit en Houding

Een ontspannen ademhaling is alleen in rust mogelijk, bij inspanning zal het adempatroon veranderen. Doordat de spieren meer zuurstof nodig hebben moet de ademhaling (lees: moeten de ademspieren) harder werken om aan de vraag naar zuurstof te voldoen. Hierdoor zal het tempo van de ademhaling toenemen, zal de ademhaling dieper worden én zal in veel gevallen ook de plaats waar de adembeweging te voelen en/of te zien is veranderen. Dit is een automatisch proces wat geheel door het lichaam zelf geregeld wordt.

Bij mensen die geen aandoening aan de longen hebben heeft de ademhaling een hele grote capaciteit, zelfs zo groot dat deze capaciteit zelfs bij heel heftige inspanning niet volledig benut wordt. Er is dus wat betreft ademhaling een overcapaciteit. De ademspieren kunnen zelfs bij deze heftige inspanning hun taak uitvoeren zonder vermoeid te raken.


Bij mensen met een longaandoening is de capaciteit van de ademhaling in meer of mindere mate afgenomen, waardoor bij een bepaalde mate van inspanning de maximale capaciteit bereikt kan worden. Als dat gebeurt zullen de ademspieren snel vermoeid raken en moet men uiteindelijk de inspanning stoppen omdat het niet langer vol te houden is. Die vermoeidheid van de ademspieren uit zich in kortademigheid. Dit betekent echter niet dat er een tekort aan zuurstof is!

Daarnaast wordt het adempatroon ook beïnvloed door de lichaamshouding. In zittende positie is het adempatroon bijvoorbeeld net iets anders dan in staande positie. Ook de positie van de armen kan bij mensen met longaandoeningen een belangrijke rol spelen ten behoeve van de ademhaling. Zo kan het steunen met de handen op bijvoorbeeld een tafel, bij kortademigheid , helpen om sneller op adem te komen. Dit komt omdat het in deze positie makkelijker is om de hulpademhalingsspieren aan te spannen. Het lopen achter een rollator kan in sommige gevallen ook de kortademigheid verminderen.

Uw fysiotherapeut kan met U samen of evt in een groepje oefeningen met U doen om u bewuster te maken van Uw ademhaling.